Per 2016 is een basis set van vijf financiële kengetallen ingevoerd. Deze kengetallen geven op eenvoudige wijze inzicht aan raadsleden over de financiële positie van de gemeente. In deze paragraaf worden de kengetallen opgenomen en toegelicht.
Het betreft de volgende 5 kengetallen:
Rekening ultimo 2021 | Begroting ultimo 2022 | Begroting ultimo 2023 | Begroting ultimo 2024 | Begroting ultimo 2025 | Begroting ultimo 2026 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1A | Netto schuldquote | 48,08 | 64,82 | 54,15 | 49,66 | 47,78 | 47,77 |
1B | Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen | 43,85 | 59,94 | 50,34 | 46,34 | 44,59 | 44,77 |
2 | Solvabiliteitsratio | 26,98 | 19,91 | 21,88 | 22,72 | 26,36 | 18,25 |
3 | Kengetal grondexploitatie | 4,75 | 16,48 | 3,22 | 3,09 | 2,97 | 3,09 |
4 | Structurele exploitatieruimte | 2,32 | 1,51 | 0,11 | 3,58 | 6,09 | -7,30 |
5 | Belastingcapaciteit: woonlasten meerpersoonshuishouden | 94,89 | 87,27 | 80,53 | 79,58 | 78,64 | 77,72 |
De gezamenlijke toezichthouders (de 12 provincies en het ministerie van BZK) hebben geconstateerd dat het financiële beeld dat uit de kengetallen naar voren komt, belangrijk is voor het inzicht in de financiële positie van de gemeenten. Er is door de toezichthouders besloten om voor het verkrijgen van een goed beeld, aan te sluiten bij de zogeheten ‘signaleringswaarden’ die afkomstig zijn van de stresstest voor 100.000+ gemeenten. In de tabel hieronder is te zien welke waarden bij welke categorie (A, B of C) behoren. De signaleringswaarden zijn bij de begroting 2017 voor het eerst gebruikt. Mocht er aanleiding toe zijn dan kunnen de signaleringswaarden in het vervolgtraject worden aangepast.
Aan deze categorieën is geen kwalificatie gegeven, omdat normering in eerste instantie door de gemeente zelf plaats dient te vinden. Wel kan over het algemeen worden gesteld, dat categorie A het minst risicovol is en categorie C het meest.
Specificering kengetal naar categorie | Categorie A | Categorie B | Categorie C | |
---|---|---|---|---|
1a. | Netto schuldquote zonder correctie doorgeleende gelden | < 90% | van 90% t/m 130% | > 130% |
1b. | Netto schuldquote met correctie doorgeleende gelden | < 90% | van 90% t/m 130% | > 130% |
2. | Solvabiliteitsratio | > 50% | van 20% t/m 50% | < 20% |
3. | Grondexploitatie | < 20% | van 20% t/m 35% | > 35% |
4. | Structurele exploitatieruimte | > 0% | 0% | < 0% |
5. | Belastingcapaciteit | < 95% | van 95% t/m 105% | > 105% |
- Netto schuldquote (gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen)
De netto schuld weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de gemeenten ten opzichte van de eigen middelen. De netto schuldquote geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie. Om inzicht te verkrijgen in hoeverre sprake is van doorlenen wordt de netto schuldquote zowel in- als exclusief doorgeleende gelden weergegeven. Op die manier wordt duidelijk in beeld gebracht wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.
De netto schuldquote van onze gemeente bedraagt op 31 december 2023 naar verwachting 54,15%. Dat is een daling ten opzichte van de stand op 1 januari. De schulden zijn afgenomen.
- De solvabiliteitsratio
Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de reserves en het rekeningresultaat of begrotingssaldo. De solvabiliteitsratio beweegt zich tegenovergesteld aan de netto schuldquote. Als de schulden stijgen, stijgt de netto schuldquote en daalt de solvabiliteitsratio.
De geraamde solvabiliteitsquote van onze gemeente bedraagt per ultimo 2023 21,88%. Dit is een stijging ten opzichte van vorig jaar. In het meerjarenperspectief daalt dit kengetal tot onder de 20% en komt daarmee in categorie C. Deze daling wordt voornamelijk veroorzaakt door de daling van het eigen vermogen. Echter, gezien de lage schuldquote zal de gemeente geen problemen hebben aan haar financiële verplichtingen te voldoen.
- Kengetal grondexploitatie
De grondexploitatie kan een forse impact hebben op de financiële positie van een gemeente.
De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. De accountant moet ieder jaar beoordelen of de gronden tegen een actuele waarde op de balans zijn opgenomen. Voor de berekening van dit kengetal worden de niet in exploitatie genomen gronden en de bouwgrond in exploitatie bij elkaar opgeteld en gedeeld door de totale baten uit de programmabegroting of jaarstukken en uitgedrukt in een percentage.
Het kengetal grondexploitatie bedraagt per ultimo 2023 3,22%. Dit is fors lager ten opzichte van vorig jaar. Dit wordt veroorzaakt door een forse daling van de boekwaarden van de grondexploitaties. Dit kengetal valt in de meest veilige categorie.
- Structurele exploitatieruimte
Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt het onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten. Een begroting waarvan de structurele baten hoger zijn dan de structurele lasten is meer flexibel dan een begroting waarbij structurele baten en lasten in evenwicht zijn. In de begroting 2023 is dit positief. In de laatste jaarschijf is deze negatief. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de lagere algemene uitkering in dat jaar.
- Belastingcapaciteit: woonlasten meerpersoonshuishouden
De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen wordt vaak gerelateerd aan de totale woonlasten. Onder de woonlasten worden verstaan de OZB, de rioolheffing en de reinigingsheffing voor een woning met een gemiddelde WOZ-waarde in die gemeente. De belastingcapaciteit van gemeenten wordt daarom berekend door de totale woonlasten meerpersoonshuishouden te vergelijken met het landelijk gemiddelde in het jaar ervoor en dit uit te drukken in een percentage.
De woonlasten voor een meerpersoonshuishouden bedragen in 2023 in De Fryske Marren 80,53% van het landelijke gemiddelde van het jaar ervoor. We zitten dus ruim onder het landelijk gemiddelde. Meerjarig zijn we uitgegaan van een 2% stijging van de OZB en gelijk blijvende tarieven voor de afvalstoffen heffing en rioolrechten. Het landelijk gemiddelde hebben wij jaarlijks met 2% verhoogd. Hier hebben zij een onderscheid gemaakt tussen OZB enerzijds en afstoffen heffing en rioolrechten anderzijds.